Kwaliteit

Monitoring kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven


Deelnemende patiënten ontvangen een basislijnonderzoek van 14 items om achtergrondvragen over verschillende psychosociale, culturele en spirituele kwesties te beantwoorden.

Nadien ontvangt elke persoon die bij het onderzoek betrokken is of een aangewezen familielid periodiek enquêtes over de kwaliteit van leven en de kwaliteit van zorg. Deze enquête met 26 items is een samenspel van aangepaste versies van de Palliative Outcome Scale (POS) [34] en (POS-S) [35], de NIVEL kwaliteitsindicatoren voor palliatieve zorg [36, 37] en een beperkt aantal vragen gerelateerd aan de 7 C’s van het Gold Standard Framework [22]. Verschillende delen van deze enquête zijn afzonderlijk gevalideerd, maar niet de som ervan. De frequentie voor deze vragenlijst is maandelijks als de PPSv2-score onbekend of meer dan 30% is, en wekelijks als de PPSv2 30% of minder is.

Na het overlijden van een deelnemende patiënt vult het aangewezen familielid een enquête van 5 items in over waargenomen kwaliteit van zorg tijdens en na het sterfproces.

Steekproefomvang berekening


De gemiddelde omvang van de patiëntenpopulatie per actieve huisarts wordt geschat op ongeveer 1000. Met een mortaliteit van 1% per jaar [38] zullen naar verwachting 10 patiënten per huisarts per jaar overlijden, waarvan 9 naar verwachting niet-plotseling overlijden [39]. Verwacht wordt dat reeds bestaande verschillen tussen de patiëntenpopulaties van huisartsen bestaan. Bijvoorbeeld (hoewel niet gevonden in de literatuur), wordt verwacht dat de leeftijd van huisartsen positief gecorreleerd is met de leeftijd van zijn patiënten, wat relevant is voor palliatieve zorgverlening. Op districtsniveau beïnvloedt de beschikbaarheid van gezondheidszorgdiensten en op sociaal-cultureel niveau het voorkeursgebruik van gezondheidszorgdiensten ook de uitkomsten van patiënten. Daarom nemen we in de volgende vermogensberekeningen een verwantschap aan tussen in aanmerking komende patiënten binnen een huisartsenpopulatie uitgedrukt door een intra-klasse correlatiecoëfficiënt van 0,2 en een gemiddelde van 9 in aanmerking komende patiënten per huisarts.