Onderzoeksprocedures

Interventie


Huisartsen die geïnteresseerd zijn in het implementeren en evalueren van de CPPPC, zijn getraind om de CPPPC te implementeren (zie De zorgroute voor primaire palliatieve zorg (CPPPC)), om webgebaseerde vragenlijsten in te vullen die de componenten van de CPPPC weerspiegelen en om patiënten en hun familieleden te informeren en te motiveren om deel te nemen aan het onderzoek.

Voor deze evaluatiestudie werd de CPPPC als volgt geoperationaliseerd:

1.
Bepaling van een praktijk noemer: deelnemende huisartsen zullen noteren hoeveel patiënten hen raadplegen in een gedefinieerde periode van 10 opeenvolgende weekdagen. Voor elke persoon op deze lijst van tien dagen praktijkkenner, wordt huisartsen gevraagd de “verrassingsvraag” te beantwoorden met als doel een lijst te vormen van mensen met een verminderde levensverwachting.

2.
Identificatie van patiënten die in aanmerking komen voor de studie: tijdens, maar ook na de bepaling van de praktijkdominator, wordt van huisartsen verwacht dat zij palliatieve zorgpatiënten op een vroege manier identificeren. Voor dit onderzoek komen alleen patiënten van 45 jaar of ouder in aanmerking.

3.
Introductie van Advance Care Planning: deelnemende huisartsen wordt gevraagd om Advance Care Planning te introduceren bij in aanmerking komende patiënten. Dit gebeurt met of zonder een expliciet begrip van de palliatieve zorgsituatie door de palliatieve zorgpatiënt, afhankelijk van het begrip van de huisartsen van de informatiebehoeften van de patiënt. Indien dit door de huisarts passend wordt geacht, zal de huisarts de patiënt vragen de geïnformeerde toestemming te ondertekenen om deel te nemen aan dit onderzoek. In de CPPPC-training wordt benadrukt dat (1) gevonden patiënten in aanmerking komen, maar niet verplicht zijn om te worden opgenomen en (2) dat huisartsen hun gezond verstand moeten gebruiken, om ervoor te zorgen dat zowel Advance Care Planning als het onderzoek worden geïntroduceerd in een gevoelige manier.

4.
Levering van palliatieve zorg van hoge kwaliteit: huisartsen worden geacht optimale kwaliteit van palliatieve zorg te leveren. Huisartsen leren over de drie instrumenten voorgesteld door de CPPPC zoals vermeld in 1.4, maar in een Belgische traditie in de gezondheidszorg is het gebruik van deze instrumenten niet verplicht. Aan huisartsen wordt gevraagd maandelijkse vragenlijsten in te vullen op de PPSv2 van ingesloten ‘focus’-patiënten. Patiënten en mantelzorgers worden gevraagd maandelijkse of soms wekelijkse vragenlijsten in te vullen over de holistische aspecten van het ziektetraject en de ervaring van de gezondheidszorg met patiënten. Meer details worden beschreven in 2.6.

5.
Zorg voor hoogwaardige zorg voor de stervenden en voor de nabestaanden: huisartsen leren over waarschuwingssignalen (PPSv2-score van 20% of lager) om de sterffase van hun patiënten te detecteren en over goede klinische praktijken in de zorg voor de stervenden. Aan huisartsen wordt gevraagd om creatief te zijn in het bieden van voortdurende (rouw) zorg voor de familieleden wanneer de patiënt is overleden. Een maand na het overlijden van een geïncludeerde patiënt zal zowel de huisarts als de mantelzorger worden gevraagd een vragenlijst in te vullen over de kwaliteit van sterven en rouwzorg.